maandag 16 februari 2009

Overpeizingen...

Nu voor mij het project Friese Musea 2.0 in deze fase ten einde is, leek het mij aardig mijn 'memoires' te schrijven als een tussenstand in een doorgaande voorstelling.

Toen ik aan het begin van het project werd gevraagd om mee te doen, had ik werkelijk geen idee wat ik zou aantreffen. Van Wilbert Helmus had ik begrepen dat het project voornamelijk bedoeld was om ervaring op te doen voor het eigen museum en branchegenoten met de toepassing van Web 2.0.

De eerste aftrap van Marie-José Klaver was een treffende start: de techniek werkte niet gelijk zoals het moest, maar veel medewerkers waren wel geinteresseerd. Na afloop viel het op dat vooral jonge mensen geen idee hadden over wat ze met deze nieuwe middelen zouden moeten doen en er was vooral angst voor de hoeveelheid tijd die het zou gaan kosten en voor de reacties van het publiek op uitingen en kennis van de musea.

De sessies van Waag Society begonnen een beetje ver van het bed. Het uitdenken van concepten voor twee projecten, het W.C. De Groot project van het Fries Museum en de Introductiezaal voor het Princessehof leverde een hoop vragen op. Het doelgroepdenken was wel redelijk ontwikkeld, maar hoe moest je daar nu de goede 2.0 dingen mee doen? Extra uitleg om zicht te krijgen op de mogelijkheden bleek noodzakelijk. gelukkig was iedereen van Waag Society betrokken en flexibel genoeg om het project weer terug te brengen wara het op dat moment kon zijn.

Na afloop van de sessies van Waag Society waren de meningen verdeeld, een aantal mensen zag mooie toepassingen in het verschiet, een aantal wilde er eigenlijk voorlopig liever niets mee te maken hebben. Genoemde redenen omvatten:
- niet weten wat er met de inkomende stroom kennis en informatie moet;
- niet weten wie er verantwoordelijk is, wie het beheer doet;
- angst om de eigen kennis te delen met anderen;
- geen tijd (of middelen) hebben om zich erin te verdiepen;
- andere middelen (website, folio, etc.) belangrijker vinden.

Boeiend om te zien hoe iedereen worstelt met de vraag of je überhaupt iets met nieuwe toepassingen moet doen, wat je eigen rol daarin is, hoe kwetsbaar je daarin mag zijn. Alle kernkwadranten van Ofman passeerden in dit project de revue.

Ook in een laatste sessie met de marketing- en communicatiemensen werden de argumenten nog eens herhaald. Wel kwam iedereen tot de conclusie dat het zinvol is nieuwe mogelijkheden net als anderen mee te nemen in marketing- en communicatieplannen. Zoals elders op deze weblog te lezen is, heeft men daarin ook daad bij woord gevoegd.

Natuurlijk zijn deze problemen oplosbaar. Los van meer middelen en tijd (dat wil iedereen wel), is het voor de museale sector van groot belang de ontwikkeling en beheer van ICT verder te professionaliseren. In dit geval vooral van de I en de C. Dat kan door heldere structuren te bieden voor planning, ontwikkeling, beheer en overdracht, door aandacht te hebben voor de weerstanden (lees: sturing vanuit het management).

Het goede nieuws is dat ik zelden mensen heb meegemaakt met zoveel passie voor hun vak, hun organisatie en hun werk. Maar dan peinzend: als je doorschiet in die kwaliteit, trap je dan niet in een valkuil...? Is er dan niet een hang naar het in stand houden van de status quo in plaats van naar vernieuwing?

Er is nog veel te doen, maar de postings op deze blog bewijzen dat het een onomkeerbaar proces aan het worden is. Het project is dood, lang leve Friese Musea 2.0!

donderdag 8 januari 2009

Extramuraal bezoek


Aan het eind van het jaar is het een terugkerende rituele dans. De dans om de bezoekcijfers in de musea. Hoe je het ook wendt of keert, voor een museum zijn de bezoekcijfers belangrijk. Media willen vandaag de dag eigenlijk het eind van het jaar niet afwachten en polsen al twee weken voor 31 december hoe het de musea vergaan is. Nou, het Fries Museum heeft het in 2008 uitstekend gedaan, zeker als je het vergelijkt met 2007. Waren het destijds 48.000 bezoekers, in 2008 hebben 59.338 personen het museum bezocht. Dat betekent een toename van circa 25%. Maar over welke bezoekers hebben we het eigenlijk hier? Het zijn mensen, man, vrouw of kind, individueel of in groepsverband, die 1 of meerdere keren - toevallig of gepland - fysiek tijdens het jaar door de deuren van het museum naar binnen zijn gegaan en vervolgens na een bezoek aan een tentoonstelling of deelname aan een activiteit door diezelfde deuren weer het gebouw hebben verlaten.
Web 2.0 maakt echter duidelijk dat het publiek veel meer meer is dan louter het publiek binnen de muren. Want bij web 2.0 gaat het juist om de mensen die thuis de website van het Fries Museum bekijken, ervaringen uitwisselen met anderen op de hyves site van het Fries Museum of een foto plaatsen op Flickr over het werk van W.C. de Groot, dat binnenkort centraal staat in het museum. Dit publieksbereik is oneindig veel groter en biedt legio kansen. Ik vind het prachtig als we met de mogelijkeden van web 2.0 kunnen realiseren dat onderwerpen en activiteiten van het Fries Museum aanzetten tot actie, uitwisseling, discussie en nieuwe initiatieven. (Natuurlijk, uiteindelijk doel is dat ze hun voetstappen daadwerkelijk zetten in het Fries Museum aan de Turfmarkt.) Wellicht kan dan straks in het persbericht over de bezoekcijfers van 2009 vermeld worden: het extramurale bezoekcijfer van Fries Museum overtrof dit jaar alle verwachtingen...

donderdag 18 december 2008

Idee van de conservator

Inderdaad, web 2.0 leer je niet in anderhalve dag, er zijn simpelweg teveel nieuwe mogelijkheden. Mijn hoofd duizelde er af en toe van. Ik beschouw deze cursus dan ook als een eerste kennismaking met de materie.De cursus heeft in ieder geval duidelijk gemaakt dat musea deze nieuwe mogelijkheden kunnen gebruiken om op een andere manier met een deel van je publiek om te gaan. Het is daarbij inderdaad belangrijk dat wij als museum een visie ontwikkelen op het gebruik van deze nieuwe media. Van het programma NING zag ik onmiddelijk het nut en voordeel voor het museum. Het museum kan eigen sociale netwerken opzetten die zijn gericht op een bepaald thema of deelgebied. Ik dacht zelf aan een netwerk voor geinteresseerden in(Nederlandse)tegels. Daarbij valt te denken aan verzamelaars, kunsthistorici, onderzoekers, publicisten etc. Als je onderzoek doet naar bepaalde typen tegels, een werkplaats o.i.d. kun je snel en makkelijk vragen stellen aan anderen of informatie delen. De afstand tussen personen wordt door een dergelijk netwerk kleiner wat uitwisseling en samenwerking ten goede komt. Ik heb op de cursus als eerste aanzet al een pagina aangemaakt. Deze moet echter nog verder worden aangepast. Ik zou graag willen dat mij het komende jaar de mogelijkheid wordt geboden om dit onder werktijd verder uit te bouwen. Zo kunnen wij als museum ervaring opdoen met digitale sociale netwerken. De opgedane ervaringen kunnen we gebruiken voor toekomstige projecten.

dinsdag 9 december 2008

De mens als informatieverwerkend vluchtdier

Overal erfgoed heet de presentatiesessie die ik na de lunch bezoek. Voorzitter is Isjah Koppejan van Erfgoed Nederland. De eerste presentatie is van Tom van de Ven van TENQ/Stichting Waterwijs. Hij vertelt hoe je jongeren verleidt om kraanwater (goed voor je lichaam en goed voor het milieu) te drinken. TENQ heeft watercoolers met een beeldscherm gemaakt die inmiddels op 400 scholen staan en 300.000 leerlingen van 12 t/m 18 jaar bereiken (dat is meer dan 33 procent van alle middelbare scholieren). Uit de watercooler komt kraanwater en op het beeldscherm zijn elke dag nieuwe filmpjes te zien. De content kan aangepast worden per leeftijdscategorie of schooltype. Scholieren en docenten kunnen ook zelf video's maken voor de watercoolers en die uploaden op de site van TENQ. Ook overheden en maatschappelijke organisaties zoals het Rode Kruis kunnen films maken voor de TENQ-schermen.

TENQ heeft behoefte aan goede content, vertelt Tom van de Ven. Ook erfgoedinstellingen zouden filmpjes kunnen maken om bijvoorbeeld erfgoed in de buurt te promoten. Wist je dat in de buurt een Romeinse vestiging is, zou bijvoorbeeld de boodschap kunnen zijn van een erfgoed-video.

De tweede presentatie heeft de fascinerende titel 'De mens als informatieverwerkend vluchtdier' en wordt gehouden door Liesbeth Weijs van het Parlementair Documentatie Centrum (PDC). Het PDC denkt na over de 'informatieparadox' en vraagt zich af hoe informatie hergebruikt kan worden.

Mensen zijn vluchtdieren, zegt Liesbeth Weijs. Als er gevaar dreigt hollen we hard weg. Dat zit nog in het reptieldeel van onze hersenen verankerd. Tegenwoordig zie je vaak niet waar het gevaar vandaan komt en waar je naartoe moet vluchten. We krijgen de hele dag signalen die we moeten verwerken. Waar moet je nu met je spaargeld naartoe? Welke bank is nog wel betrouwbaar?

Negeren is een strategie om met gevaar en een overschot aan informatie om te gaan. PDC is ervoor om informatie hanteerbaar en beschikbaar te maken. Mensen moeten kunnen herkennen wat ze met informatie kunnen. Er moet een herkenbaar belang zijn. Er zijn 5 G's om te toetsen of informatie van belang is:

1. Gevaar
2. Gewin
3. Genot
4. Groep
5. ?

Het PDC doet een proef met het ANP om de nieuwsagenda te verrijken en informatie toegankelijker te maken. Ze hebben een informatiepiramide gemaakt van beknopt en begrijpelijk tot bedoeld voor wetenschappers. Per laag wordt de informatie uitgebreid van boven (beknopt) naar beneden (zeer uitgebreid). Een praktisch voorbeeld van de informatiepiramide is de website Europa Nu. Deze site biedt op verschillende niveaus informatie over Europa. Via een overzichtelijke navigatiestructuur kun je steeds meer informatie lezen over bijvoorbeeld het landbouwbeleid. De site kent ook verschillende ingangen, zo is er een aparte pagina voor jongeren.

Wim-Jan Kolpa van Tijdsbeeld Media en NostalgieNet vertelt tot slot hoe je het verleden tot leven kunt brengen. Tijdsbeeld Media maakt op commerciële basis consumenten-dvd‘s, tv-producties, bedrijfsdocumentaires en tentoonstellingsprojecten met als uitgangspunt archiefmateriaal. Tijdsbeeld Media heeft meer dan 400 dvd's gemaakt waarvan 3 miljoen exemplaren zijn verkocht. "De archieven zitten op goud", zegt Wim-Jan Kolpa.

Archief-exploitatie leidt tot innovatie, zegt Wim-Jan Kolpa. Je kunt archiefmateriaal bijvoorbeeld gebruiken voor verjaardagscadeaus. Kolpa noemt de serie 'Jouw geboortejaar in beeld'. De dvd-reeks ‘Mijn Verleden. De Staatsmijnen in beeld’, waarvoor geput is uit het archief van DSM, leverde veel goodwill op voor DSM. Het bedrijf was eerst sceptisch over het uitgeven van delen van het archief omdat het bang was voor een negatief beeld (mijnwerkers met stoflongen).

Een andere manier om de inhoud van archieven te verspreiden is NostalgieNet, een onderdeel van Tijdsbeeld Media. NostalgieNet zendt 24 uur per dag beelden uit archieven uit en heeft een bereik van 1,7 miljoen mensen.

(Foto van TENQ)

Stemmen voor de Digitaal Erfgoedprijs

Het project met de minste stemmen wint de Digitaal Eerfgoedprijs, die dit jaar voor het eerst wordt uitgereikt. Op het podium in De Doelen, waar de Digitaal Erfgoedconferentie 2008 plaats vindt en van waaruit ik vandaag live blog, stellen vertegenwoordigers van erfgoedinstellingen hun projecten voor. Het gaat om projecten die in het kader van de subsidieregeling Digitaliseren met beleid genomineerd. In razend tempo vertellen de projectleiders wat ze gedaan hebben. Als het te lang duurt, grijpt Frans Hoving van Erfgoed Nederland genadeloos in door de microfoon weg te rukken. Aan het eind van de dag worden de stemmen geteld en tijdens het diner wordt de prijs uitgereikt.

(Afbeelding: DOK Agora – Storyboard of my Life. Daarmee kunnen bezoekers van de bibliotheek hun eigen verhaal en tentoonstelling laten zien en horen in een multimediale plaats in de bibliotheek.)

vrijdag 28 november 2008

Jaloers!

Van alle afdelingen van onze twee musea konden één of hooguit twee medewerkers deelnemen aan de pilot Friese Musea 2.0. Nadat de eerste uitnodiging de deur uit was, kreeg ik een paar afmeldingen. Collega's hadden het te druk, een tentoonstelling moest bijna open, er moest ingericht worden en andere goede redenen werden gegeven bij afmeldingen. Het programma (een introductiemiddag, twee innovatieworkshops, huiswerk) gaf soms reden tot vragen. Veel gehoorde reactie: 'wanneer moet ik dit er nu allemaal bij doen, moet dit ook nog allemaal, ik heb al zo weinig tijd'.
Hoe prettig wat het afgelopen week toen het hoofd collectievorming en -onderzoek aan mij vertelde dat tijdens het Conservatorenoverleg nogal geklaagd werd over het feit dat maar een paar mensen betrokken was bij de pilot. De conservatoren hadden de indruk dat zij kennis gingen missen. Ik heb dit als een compliment opgevat! Er is een zekere urgentie ontstaan en collega's willen de boot niet missen. Een half jaar geleden werd over dit soort onderwerpen niet gesproken in het Conservatorenoverleg.
De musea zitten nu midden in een veranderingsproces. Door de pilot heeft een kleine groep medewerkers meer inzicht in de tools en mogelijkheden van Internet. Er is een discussie gestart over de manieren waarop het museum bezoekers kan betrekken. Het besef begint te leven dat we onze boodschap, onze evenementen, onze kennis op meerdere manieren tegelijk via meerdere kanalen kunnen verspreiden. En dit kost niet altijd evenredig veel meer tijd. En juist dat laatste wordt vaak als excuus gebruikt om nieuwe technieken en mogelijkheden niet te gaan gebruiken.
Eerder hebben we in dit weblog al over de Quilt-tentoonstelling geschreven. Eerder deze week keek in het papieren bezoekersboek bij de ingang van het museum. En wat zag ik daar: een Quilt-enthousiasteling die de groeten deed via dit bezoekersboek aan andere leden van de zogenaamde Square Tomato Quilters. Een mooi voorbeeld van de behoefte van mensen om gelijkgestemden te ontmoeten en nu werd het bezoekersboek van het museum daarvoor gebruikt. Maar met de Quilt-tentoonstelling in het museum geven we de quiltliefhebbers (en die zijn er heel veel gezien de enorme bezoekersaantallen) een podium en een aanleiding om met elkaar te praten. De komende tijd gaan we dit ook op Internet organiseren! Niet omdat alles via ons museum moet lopen, maar om onderdeel te worden van de quiltgemeenschap. We organiseren tenslotte niet voor niets een tentoonstelling over dit onderwerp.
Het leert het museum dat we bij volgende tentoonstellingsprojecten onszelf ook moeten afvragen: waar bevinden onze publieksgroepen zich op Internet? En op welke manieren kunnen we hen betrekken bij onze programmering? Uiteindelijk zal dit ook meer bezoek opleveren: op een weblog stond de reactie van Duitse Beate: OH Leeuwarden is almost 2 hours away, I'll go there. Is dat even gratis promotie!

woensdag 26 november 2008

Quilts in de conversatie

Mensen praten over van alles en nog wat op internet. Om te zien hoe er over je eigen organisatie of bedrijf wordt gesproken kun je bij Howsociable kijken. Als je "fries museum" intikt en bij de weblogzoekmachines Technorati en Google Blog Search kijkt zie je tal van berichten over het Fries Museum. Je ziet al snel dat niet alleen het vertrek van directeur Cees van 't Veen en de verhuizing naar het Zaailand onderwerp van gesprek zijn, maar ook de voorbereidingen op de tentoonstelling 'Quilts - Kunst met een Q'. Zo blogt de Amerikaanse quiltkunstenares Pam Rubert in oktober over de twee stukken die zij op verzoek van het Fries Museum voor de tentoonstelling aan het maken is. Ze laat ook foto's zien en vertelt hoe ze het ijs op de quilt Skating on thin ice heeft gemaakt. In een eerdere posting vertelt Rubert over de ontstaansgeschiedenis van het ontwerp en ongeveer een week voor de opening van de tentoonstelling in Fries Museum schrijft ze enthousiast over de post uit Nederland die ze heeft ontvangen.

Ook andere deelnemers aan de quilt-tentoonstelling bloggen over hun ervaringen. "En vandaag was het dan eindelijk zover! De Oldenhove Quilt werd onthuld aan de Oldenhove toren in Leeuwarden! Ruim 300 miniquiltjes, waar ik er eentje van heb gemaakt, zijn 1 megagrote quilt geworden", schrijft Isabelle op 15 november jl.

Overigens blijven ook oudere exposities, zoals die van de zeegezichten van Wigerus Vitringa, onderwerp van gesprek op weblogs, zo blijkt uit een bericht van de Historische Vereniging Noordoost Friesland van 24 november jl.

Voor musea zijn bloggende bezoekers en medewerkers van grote waarde. Hun spontane enthousiasme vergroot de naamsbekendheid van musea en zorgt voor mond-tot-mondreclame. Je kunt je als museum ook in de conversatie mengen om meer te leren over de mening en wensen van het publiek. Je kunt mensen die online interesse tonen in het museum ook op andere manieren betrekken door ze bijvoorbeeld een community aan te bieden, ze persoonlijk uit te nodigen voor een Flickr-groep of speciale evenementen voor ze te organiseren. Misschien worden ze dan donateur of bezoeken ze vaker een expositie. Web 2.0 biedt oneindig veel mogelijkheden om het gesprek aan te gaan met het publiek en nieuwe relaties aan te knopen.


(Foto: Skating on thin ice. Foto van Pam Rubert)