Nu voor mij het project Friese Musea 2.0 in deze fase ten einde is, leek het mij aardig mijn 'memoires' te schrijven als een tussenstand in een doorgaande voorstelling.
Toen ik aan het begin van het project werd gevraagd om mee te doen, had ik werkelijk geen idee wat ik zou aantreffen. Van Wilbert Helmus had ik begrepen dat het project voornamelijk bedoeld was om ervaring op te doen voor het eigen museum en branchegenoten met de toepassing van Web 2.0.
De eerste aftrap van Marie-José Klaver was een treffende start: de techniek werkte niet gelijk zoals het moest, maar veel medewerkers waren wel geinteresseerd. Na afloop viel het op dat vooral jonge mensen geen idee hadden over wat ze met deze nieuwe middelen zouden moeten doen en er was vooral angst voor de hoeveelheid tijd die het zou gaan kosten en voor de reacties van het publiek op uitingen en kennis van de musea.
De sessies van Waag Society begonnen een beetje ver van het bed. Het uitdenken van concepten voor twee projecten, het W.C. De Groot project van het Fries Museum en de Introductiezaal voor het Princessehof leverde een hoop vragen op. Het doelgroepdenken was wel redelijk ontwikkeld, maar hoe moest je daar nu de goede 2.0 dingen mee doen? Extra uitleg om zicht te krijgen op de mogelijkheden bleek noodzakelijk. gelukkig was iedereen van Waag Society betrokken en flexibel genoeg om het project weer terug te brengen wara het op dat moment kon zijn.
Na afloop van de sessies van Waag Society waren de meningen verdeeld, een aantal mensen zag mooie toepassingen in het verschiet, een aantal wilde er eigenlijk voorlopig liever niets mee te maken hebben. Genoemde redenen omvatten:
- niet weten wat er met de inkomende stroom kennis en informatie moet;
- niet weten wie er verantwoordelijk is, wie het beheer doet;
- angst om de eigen kennis te delen met anderen;
- geen tijd (of middelen) hebben om zich erin te verdiepen;
- andere middelen (website, folio, etc.) belangrijker vinden.
Boeiend om te zien hoe iedereen worstelt met de vraag of je überhaupt iets met nieuwe toepassingen moet doen, wat je eigen rol daarin is, hoe kwetsbaar je daarin mag zijn. Alle kernkwadranten van Ofman passeerden in dit project de revue.
Ook in een laatste sessie met de marketing- en communicatiemensen werden de argumenten nog eens herhaald. Wel kwam iedereen tot de conclusie dat het zinvol is nieuwe mogelijkheden net als anderen mee te nemen in marketing- en communicatieplannen. Zoals elders op deze weblog te lezen is, heeft men daarin ook daad bij woord gevoegd.
Natuurlijk zijn deze problemen oplosbaar. Los van meer middelen en tijd (dat wil iedereen wel), is het voor de museale sector van groot belang de ontwikkeling en beheer van ICT verder te professionaliseren. In dit geval vooral van de I en de C. Dat kan door heldere structuren te bieden voor planning, ontwikkeling, beheer en overdracht, door aandacht te hebben voor de weerstanden (lees: sturing vanuit het management).
Het goede nieuws is dat ik zelden mensen heb meegemaakt met zoveel passie voor hun vak, hun organisatie en hun werk. Maar dan peinzend: als je doorschiet in die kwaliteit, trap je dan niet in een valkuil...? Is er dan niet een hang naar het in stand houden van de status quo in plaats van naar vernieuwing?
Er is nog veel te doen, maar de postings op deze blog bewijzen dat het een onomkeerbaar proces aan het worden is. Het project is dood, lang leve Friese Musea 2.0!
Verhuisd
9 jaar geleden